Je komt in ons ziekenhuis voor een operatie: de staaroperatie. Jij hebt nu één of twee ogen waarmee je niet goed kunt zien. Dat komt omdat de lens niet helemaal doorzichtig is. Dat noemen we een troebele lens of staar.
Bij de staaroperatie haalt de dokter de troebele lens weg. De dokter kan tijdens dezelfde operatie in plaats van de troebele lens een kunstlens in je oog zetten. Maar dat doet hij niet altijd. Dat hangt bijvoorbeeld af van je leeftijd. De dokter spreekt met jullie af wat hij gaat doen tijdens de staaroperatie.
Van de operatie zelf merk je niks, want je bent onder narcose. Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen. Je voelt dan helemaal niets meer.
De operatie duurt ongeveer 45 minuten.
Je vader, moeder, of iemand anders die je graag bij je hebt, mogen de hele dag bij je blijven. Alleen niet tijdens de operatie. Maar dat merk je niet, omdat je dan onder narcose bent.
De staaroperatie gebeurt meestal tijdens een dagopname. Dat betekent dat je één uur voor de operatie naar het ziekenhuis komt, en dezelfde dag weer naar huis mag. Je hoeft dus ’s nachts niet te blijven slapen. Een paar uur na de operatie mag je weer naar huis.
Als je naar het ziekenhuis komt, ga je naar de dagbehandeling.
Je ogen
Je ogen werken eigenlijk net als een fotocamera.
Een fotocamera krijgt lichtstralen binnen. De lenzen zorgen ervoor dat die precies op de “filmplaat” terecht komen. Ondertussen kun je nog scherp stellen. De echte foto krijg je pas als je hem print. Met je ogen gaat het net zo. In je ogen komt licht binnen. Via lenzen komt dit licht op je netvlies. Daar wordt het licht omgezet in signalen. Die gaan via de oogzenuw naar een speciaal gedeelte van je hersenen. Daar wordt een beeld gevormd.
Eigenlijk zie je dus pas iets als de signalen in je hersenen aankomen. Dat gaat allemaal zo razendsnel en achterelkaar door, dat je daar niets van merkt. Je ziet gewoon de hele dag door alles. Zien doe je dus eigenlijk met je ogen èn met je hersenen.
Het oog bestaat uit:
- de oogbol
- de oogzenuw
- oogspieren
- oogleden
- traanklieren en buisjes
De oogbol bestaat (van voor naar achteren) uit:
De oogrok, dat is het witte gedeelte van je oog. Dat noemen we sclera.
- Een gedeelte van de oogrok is doorzichtig. Dat heet hoornvlies of cornea.
Het regenboogvlies of de iris. Dat zit achter het hoornvlies. De iris is het gekleurde gedeelte van je oog. Daaraan zie je dus wat voor kleur ogen je hebt. Blauw, bruin of groen.
- De iris regelt hoeveel licht er in je oog binnenkomt. In je iris zit namelijk een ronde opening. Dat is de pupil. De pupil zie je aan de buitenkant van het oog als het zwarte rondje. Het is zwart, omdat het in je oogbol donker is. Als er veel licht op je oog valt, wordt je pupil kleiner. Als het donker wordt, wordt je pupil juist groter. Hij moet dan zoveel mogelijk licht proberen op te vangen.
- Je iris is ook de scheiding tussen de voorste en de achterste oogkamer.
De lens zit weer achter je iris. De lens lijkt een beetje op een vergrootglas.
Achter de lens zit een gelei-achtig gedeelte, het corpus vitreum. We noemen dit ook wel glasvocht of het glasachtig lichaam. Het vult de hele achterste oogkamer.
Helemaal achter in de oogbol ligt het netvlies. Dat noemen we ook de retina.
- Het netvlies bestaat uit miljoenen zintuigcellen.
- Deze vangen de lichtstralen op en zetten ze om in signalen die via de oogzenuw naar de hersenen gaan.
In het midden van het netvlies zit de ‘gele vlek’. Een ander woord is macula lutea. Deze vlek zorgt ervoor dat we hele kleine dingen kunnen zien.
De oogzenuw
De oogzenuw is het eerste gedeelte van de oogzenuwbaan. De oogzenuw zit aan de achterkant van de oogbol als een stekker in een stopcontact. De plek waar de oogzenuw vast zit aan de oogbol heet de papil. Met de oogspiegel kan de oogarts deze plek bekijken.
Op de plaats van de papil zit geen netvlies. Met dit gedeelte kun je dus niet zien. Het wordt daarom de blinde vlek genoemd.
In de oogzenuw zitten ruim 1 miljoen zenuwvezels. Elke zenuwvezel geeft tegelijkertijd verschillende signalen aan de hersenen door. Het gedeelte in je hersenen dat de signalen uit de oogzenuwen opvangt, noemen we het zienscentrum.
De oogzenuwen van het rechter- en het linkeroog kruisen elkaar achter in je hoofd. Signalen van je rechteroog komen daardoor in het zienscentrum links. Signalen uit je linkeroog komen in het zienscentrum rechts.
De oogspieren
De oogspieren zitten met één uiteinde vast achter in de oogkas en met het andere uiteinde aan de buitenkant van de oogbol. Er zijn vier rechte oogspieren, die boven, onder en aan de twee zijkanten van het oog zitten. Hiermee kan het oog naar boven, onderen en opzij worden gedraaid. Ook zijn er twee schuine oogspieren, die zorgen voor het schuin naar boven en beneden kijken.
De oogleden
De oogleden kun je zelf zien. Het zijn de twee gedeelten waarmee je je ogen sluit. De oogleden beschermen je ogen tegen:
- Uitdroging, er is altijd een heel dun laagje traanvocht op je oog, daarom glimmen je ogen een beetje. Als je knippert met je ogen wordt het traanvocht dat op het hoornvlies ligt steeds ververst.
- Fel licht, je knijpt je ogen tot spleetjes. Daardoor komt er minder licht door de pupil in je oog en word je niet verblind.
- Vreemde voorwerpen die op je afkomen. Als dat gebeurt, zorgt een reflex ervoor dat je oogleden snel dichtgaan.
De traanklieren, kanaaltjes en traanbuis
Je traanklieren maken traanvocht. Traanvocht beschermt je ogen tegen uitdrogen, vuil en stof. De traanklieren liggen onder het bovenste ooglid. Het traanvocht vloeit uit de traanklier als een dun laagje over de voorkant van je oog. Je traankanaaltjes zorgen ervoor dat het traanvocht via de traanzak weg kan lopen.
Het traanvocht gaat via de traanbuis naar je neusholte. De traankanaaltjes zitten aan de kant van je neus in allebei je oogleden. Als je huilt, komt er extra traanvocht. Dat extra vocht zoekt een uitweg. Het rolt als tranen uit je ogen.
En via de traankanaaltjes, de traanzak en traanbuis komt er veel vocht tegelijk in je neus waardoor je begint te snotteren.
Wat is staar
In de tekening van het oog kun je zien waar de lens zit. De ooglens lijkt op de lens in een fototoestel. Door de lens komen alle beelden van buitenaf scherp op je netvlies. Als deze lens niet meer doorzichtig is, noemen we het een troebele lens. De beelden komen daardoor niet goed op het netvlies. Dat betekent dat jij dus niet goed ziet. Bij water is dat net zo. Kraanwater noemen we helder. En water in een sloot noemen we troebel. Daar kun je ook niet doorheen kijken. Een ander woord voor een troebele lens is staar of cataract.
Als je al jong staar hebt, is het belangrijk dat de dokter je snel opereert. Zo zorgen we er voor dat je ook later goed kan blijven zien.
Wanneer kan je staar krijgen?
- Al bij je geboorte, dit noemen we aangeboren staar. Het kan zijn dat je vader of moeder ook staar had als kind. Dan noemen we het erfelijk.
- Na een beschadiging van je oog. Bijvoorbeeld als je een tak in je oog krijgt.
- Door bepaalde ziekten.
- Na een oogoperatie.
- Na een ontsteking in je oog.
- Door bepaalde medicijnen.
Hoe merk je dat je staar hebt?
- Je ziet niet goed, alles is een beetje vaag.
- Je pupil is niet zwart, maar grijs of zelfs wit.
- Misschien kijk je wel een beetje scheel.
- Soms wiebelen je ogen de hele tijd een heel klein beetje.
Als je staar in allebei je ogen hebt, merken jij en je ouders dat meestal snel. Als je staar in één oog hebt, valt dit meestal niet zo snel op.
Wat doen we bij staar?
Er zijn verschillende mogelijkheden:
Als de ooglens maar een beetje troebel is, doen we het volgende:
- Je krijgt oogdruppels om de pupil wijder te maken. Dan kun je langs het troebele gedeelte kijken.
- Bij kinderen onder 7 jaar plakken we het goede oog af. Zo wordt je oog met staar niet ‘lui’. Een oog met staar wil namelijk graag het goede oog al het kijkwerk laten doen.
Is jouw ooglens helemaal troebel, dan krijg je een staaroperatie.
Dat kunnen we op twee manieren doen:
- De troebele lens halen we weg. De dokter plaatst een kunstlens in je oog. We noemen dat een intra-oculaire lens.
Intra = binnenin
Oculair = wat met het oog te maken heeft
- De troebele lens halen we weg. De dokter plaatst géén kunstlens in je oog als je jonger bent dan 1 of 2 jaar, omdat het oog dan nog groeit. Als we dan een kunstlens in je oog zetten, is de sterkte na een tijdje niet meer goed. De kunstlens kunnen we later alsnog plaatsen. Dit gebeurt als het dragen van contactlenzen of bril niet meer gaat of niet wenselijk is.
Wil je graag weten wat de dokter doet bij de staaroperatie? Lees dan het volgende:
- De dokter maakt kleine openingen in je oog.
- De troebele lens wordt uit het lenszakje gezogen. Dit heet lensaspiratie.
- De dokter plaatst de kunstlens in het lenszakje.
- De wondjes maakt de dokter dicht met een oplosbare hechting.
Hoe kun je zonder kunstlens toch goed zien?
Er zijn verschillende mogelijkheden:
Een bril
Als je aan twee ogen bent geopereerd, is een bril één van de oplossingen. Om weer scherp te zien heb je een bril nodig waarvan de glazen het werk van een normale ooglens kunnen doen. Deze brillenglazen zijn dik.
Voordelen:
- Een bril is makkelijk in het gebruik.
- Een bril is veilig voor je ogen.
Nadelen:
- Een bril kan zwaar zijn op de neus.
- Bij sporten is zo’n bril niet zo handig.
Contactlenzen
Dit zijn kleine ronde lensjes die direct op je oog komen. Deze kunnen we ook bij babies plaatsen.
Voordelen:
- De meeste kinderen kunnen goed contactlenzen verdragen.
- De contactlens komt dag en nacht op het geopereerde oog.
Nadelen:
- Het in en uit doen van de contactlens kan lastig zijn. Vooral als je het (nog) niet zelf kunt.
- Een contactlens kan kwijtraken als je in je oog wrijft.
- Je oog kan geïrriteerd of ontstoken raken.
- Je moet de lens daarom goed schoon houden. De contactlensspecialist vertelt je hoe lang je de lenzen in mag houden. En wanneer en hoe je ze schoonmaakt.
Sommige kinderen dragen afwisselend contactlenzen of een bril.
Een leesbril
Eén van de taken van je ooglens is scherp stellen van veraf naar dichtbij (= accommoderen). De bril, contactlenzen of kunstlens zorgen er alleen voor dat je goed in de verte kunt kijken. Daarom moet je ook een lees- of bifocale bril gebruiken. Vanaf 6 jaar kun je ook multifocale glazen gebruiken.
Een leesbril heeft glazen die ervoor zorgen dat je dichtbij goed kunt zien. De leesbril zet je alleen op als je wilt lezen of schrijven.
Een bifocale bril heeft speciale glazen. Als je rechtuit kijkt, kun je veraf goed zien. Als je naar beneden kijkt (bijvoorbeeld om een boek te lezen) kun je dichtbij goed zien. Een bifocale bril kun je altijd dragen. Een leesbril of bifocale bril krijg je als je ongeveer 4 jaar bent.
Je oog afplakken (amblyopiebehandeling)
Amblyopie = lui oog
Als je een troebele of geen lens in je oog hebt, krijgen je hersenen geen goed beeld meer door via je oogzenuw. De hersenen krijgen dan niet meer genoeg prikkels om hun werk goed te doen.
Je kunt het vergelijken met planten: Planten(= hersenen) hebben water en licht (= prikkels) nodig om het goed te doen. Als ze daar te weinig van krijgen, groeien ze niet. Soms hangen ze zelfs slap. Geef je ze daarna weer genoeg water en licht dan gaan de planten het weer goed doen.
Na de staaroperatie controleren we heel goed of jij beter gaat zien. De orthoptist (dat is iemand die veel weet over scheelzien en luie ogen) controleert vaak de sterkte van de bril of de contactlens. Een bril of één of twee contactlenzen is vaak niet genoeg om je hersenen wel genoeg prikkels te geven.
Je kunt het weer vergelijken met planten: Als een grote en een kleine plant (= een goed en een geopereerd oog) naast elkaar staan neemt de grote plant al het licht en het water van de kleine plant weg. De kleine plant kan dan niet goed groeien. Alleen meer water en licht (= een lens of bril) geven is dan niet genoeg. We moeten zorgen dat de kleine plant een bepaalde tijd meer licht en water krijgt dan de grote plant.
Bij je ogen kan het daarom nodig zijn om je goede oog af te plakken. Zo zorgen we ervoor dat je hersenen meer prikkels krijgen via je ‘slechte’ oog. De hersenen gaan dan harder werken en jij gaat beter zien. Je oog wordt dan niet lui.
We stoppen met het afplakken van je oog als je weer goed genoeg ziet. Meestal is dat als je ongeveer 7 jaar bent.
De orthoptist vertelt wanneer en hoe lang je je oog af moet plakken. Hiervoor krijg je speciale pleisters.