De meeste kinderen hebben nog geen klachten wanneer de kindercardioloog een pulmonaalstenose vaststelt. De vernauwing is dan vaak nog niet zo erg. Wanneer de vernauwing erger wordt of klachten ontstaan, grijpt de kindercardioloog in. Er zijn dan twee behandelingen mogelijk:
- Het oprekken van de klep met een ballonnetje (hartkatheterisatie met ballondilatatie);
- Een hartoperatie.
De behandeling via een hartkatheterisatie is meestal de eerste keuze, omdat deze behandeling minder ingrijpend is dan een operatie. Bij ernstig verdikte klepbladen of al lekkage van de klep is een operatie de eerste keuze.
Vooruitzichten na de behandeling
De vooruitzichten na de behandeling zijn vaak goed, vooral bij een matige stenose die met een ballon behandeld is. Soms zien we echter dat de vernauwing toch opnieuw toeneemt, of dat de klep veel is gaan lekken. Dan moeten we op termijn een nieuwe ingreep overwegen.
Kinderen die behandeld zijn voor pulmonaalklepstenose blijven onder controle tot ze zijn uitgegroeid, en vaak voor de rest van hun leven. Daarbij wordt niet alleen gekeken of de vernauwing terugkomt, maar ook of er nog lekkage is en of de verdikte spierwand van de rechterhartkamer weer slanker wordt.
De eerste controle wordt ongeveer zes weken na de behandeling gepland, bij een operatie is dat vaak iets eerder. Het optimale resultaat van de ingreep wordt pas bereikt wanneer de spierwand van de rechterhartkamer weer dunner is geworden, omdat de verdikte spierwand de bloedstroom zelf soms ook een beetje belemmert. Het optimale resultaat is daarom meestal te zien na een paar maanden tot een half jaar. Daarna hoeft uw kind minder vaak op controle te komen, bijvoorbeeld jaarlijks of om de paar jaar. Kinderen kunnen na een behandeling voor pulmonaalklepstenose een normaal leven leiden. Soms lukt het niet om de vernauwing in één keer op te heffen. In dat geval wordt de behandeling na een aantal jaar herhaald.