Gedifferentieerde schildklierkanker kan goed behandeld worden met een operatie, meestal gevolgd door een behandeling met radioactief jodium. In de meeste gevallen wordt de schildklier bij de operatie volledig verwijderd. Dan is levenslang behandeling nodig met schildklierhormoon. Met deze behandeling is de overlevingskans bij kinderen heel erg goed.
Er zijn speciale behandelprotocollen voor kinderen, omdat gedifferentieerde schildklierkanker
zich anders gedraagt bij kinderen dan bij volwassenen. Op het moment van de diagnose is
de schildklierkanker bij 40-60% van de kinderen verspreid (uitgezaaid) naar de lymfeklieren in
de nek. En bij ongeveer 10-15% van die kinderen is de schildklierkanker ook uitgezaaid naar
andere plekken in het lichaam (met name naar de longen of lever).
Ook als de schildklierkanker is uitgezaaid, dan is de prognose heel erg goed. Dit komt doordat gedifferentieerde
schildklierkanker bij kinderen langzaam groeit en heel gevoelig is voor behandeling met
radioactief jodium. Omdat de ziekte wel kan terugkomen, zijn regelmatige controles na de
behandeling noodzakelijk. Chemotherapie is geen onderdeel van de behandeling van
gedifferentieerde schildklierkanker.
Operatie
De meest voorkomende schildklieroperaties zijn:
- Hemithyreoïdectomie: de halve schildklier wordt verwijderd.
- Totale thyreoïdectomie: de gehele schildklier wordt verwijderd.
- Halsklierdissectie: de lymfeklieren in de hals waar uitzaaiingen in zitten, worden
weggehaald en ook de lymfeklieren daaromheen.
De chirurg zal op de polikliniek uitgebreid voorlichting geven over de operatie en de mogelijke
complicaties. Op de dag van de operatie vindt opname op de kinderafdeling plaats.
Als alleen
de schildklier geopereerd hoeft te worden, ontstaat een dwars litteken in de hals, ongeveer
2 tot 3 centimeter boven het borstbeen. Meestal geneest dit litteken mooi en valt het weg
in een halsplooi.
Als een halsklierdissectie moet worden uitgevoerd, wordt het litteken aan één
of beide kanten verlengd. Om te voorkomen dat er zich te veel vocht of bloed ophoopt, kan het
zijn dat er een drain in de wond wordt achtergelaten.
Na de operatie ga je terug naar de
kinderafdeling. Na een hemithyreoïdectomie duurt de opname meestal 1 tot 2 dagen.
Na een totale thyreoïdectomie en na een halsklierdissectie duurt het gemiddeld 2 tot 4 dagen voordat ontslag naar huis toe kan plaatsvinden.
Mogelijke complicaties van de operatie
Geen enkele operatie is zonder risico’s. De complicaties en de kans daarop hangen samen
met de uitgebreidheid van de operatie en het verloop van de operatie. Hoe ingewikkelder de
operatie des te meer kans op beschadiging van de structuren (zoals de stembandzenuwen en
de bijschildklieren) die vlakbij de schildklier liggen.
De meest voorkomende complicaties:
- Beschadiging van de stembandzenuw (nervus recurrens), waardoor een hese en
minder krachtige stem ontstaat. Gelukkig komt beschadiging van de stembandzenuw
weinig voor, en treedt meestal herstel binnen 3 maanden na de operatie op. Heel
soms blijft de heesheid. Dan volgt een verwijzing naar de KNO-arts en logopedist. Met
behulp van de logopedist kan de spraak worden verbeterd. Hard spreken of roepen kan
blijvend niet meer mogelijk zijn.
- Schade aan de bijschildklieren. Naast de schildklier liggen de bijschildklieren. Tijdens
de operatie kunnen de bijschildklieren beschadigd raken. De hoeveelheid calcium in
het bloed wordt geregeld door de bijschildklieren. Bij een hypoparathyreoïdie (laag
gehalte van het bijschildklierhormoon) kan er een tekort ontstaan aan calcium in het
bloed. Dit kan leiden tot tintelingen (in handen, voeten en rondom de mond) en
spierkrampen.
Om lage calcium concentraties te voorkomen, krijgt elk kind die een
schildklieroperatie moet ondergaan kort van tevoren extra vitamine D. Na elke
schildklieroperatie wordt de calcium concentratie nauwkeurig in de gaten gehouden
door bloedcontrole elke paar uur direct na de operatie. Als het calciumgehalte na de
operatie laag is, is er een goede kans dat de functie van de bijschildklieren vanzelf
binnen enkele dagen tot maanden na de operatie herstelt. Als dit niet gebeurt, is het
noodzakelijk om levenslang actief vitamine D (en vaak ook calciumtabletten) te
gebruiken.
- Na elke operatie is er een kleine kans op een nabloeding. Bij schildklieroperaties is een
nabloeding heel zeldzaam, maar als het gebeurt moet vaak snel opnieuw geopereerd
worden om de bloeding te kunnen stoppen.
- Rond het litteken kan een doof gevoel van de huid ontstaan. Dit komt vooral voor na
halsklierdissecties. Na verloop van tijd komt het gevoel meestal gedeeltelijk terug.
- In de hals verlopen meerdere belangrijke zenuwen zoals bijvoorbeeld de zenuw die
zorgt voor de beweging van de schouder (nervus acessorius). Bij een halsklierdissectie
kunnen deze zenuwen zeer nauw betrokken zijn bij het tumorweefsel en door de
operatie beschadigd of gekneusd worden. Na de operatie kun je last hebben van tintelingen in de arm, een lichte zeurende pijn in de schouder en minder kracht van de
schouderspieren. Deze klachten verbeteren vaak na verloop van tijd.
- Na totale schildklierverwijdering wordt er geen schildklierhormoon meer aangemaakt
en ontstaat er dus een tekort aan schildklierhormoon. Daarom is het noodzakelijk om
levenslang dagelijks schildklierhormoon in tabletvorm te gebruiken. Hierbij is het nodig
om geregeld met bloedonderzoek te controleren of de instelling goed is. Na een
hemithyreoïdectomie (halve schildklierverwijdering) is de kans op een tekort aan
schildklierhormoon ongeveer 30%.
Radioactief jodium
Na de operatie van de schildklier (totale thyreoïdectomie) volgt in de meeste gevallen een
aanvullende behandeling met radioactief jodium (I-131). Dit is nodig omdat er na het verwijderen
van de schildklier nog een kleine hoeveelheid (microscopisch) schildklierweefsel of kanker
achter kan blijven in de hals. De behandeling met radioactief jodium zorgt ervoor dat ook dit
weefsel wordt verwijderd. Schildkliercellen (goedaardig en kwaadaardig) nemen jodium op. In
de eventueel achtergebleven schildkliercellen (goedaardig en kwaadaardig) zal het radioactief
jodium worden opgenomen, en zo worden deze cellen van binnenuit bestraald en vernietigd.
Deze vorm van bestraling beschadigt ander weefsel vrijwel niet, omdat het jodium alleen door
schildkliercellen wordt opgenomen.
Het radioactief jodium wordt ingenomen door een capsule met jodium te slikken. De dosis die
wordt toegediend verschilt en hangt af van de leeftijd, het gewicht en de uitgebreidheid van de
ziekte bij diagnose. Tijdelijke opname (5 tot 7 dagen) in het ziekenhuis is nodig, omdat
de eerste dag(en) de hoeveelheid straling die wordt uitgezonden schadelijk kan zijn voor de
omgeving. Op het moment dat de straling minder is, mag je het ziekenhuis verlaten. In de
eerste weken na de behandeling is het belangrijk om maatregelen te nemen (leefregels), om
ervoor te zorgen dat huisgenoten zo min mogelijk worden blootgesteld worden aan de nog
aanwezige radioactieve straling.
Uitgebreide informatie over de voorbereiding, de opname en
behandeling en de leefregels volgen via de nucleair geneeskundige en zijn na te lezen in de
folder 'behandeling met radioactief jodium'.
Scan
Ongeveer één week na de behandeling met radioactief jodium wordt een scan van het lichaam
en de hals gemaakt op de afdeling nucleaire geneeskunde. Met deze scan zien we waar het
radioactieve jodium in het lichaam is opgenomen. Tijdens de scan lig je op een tafel, die
langzaam door een apparaat schuift. De camera maakt opnames van het hele lichaam. Vaak
draait de camera ook om je heen. Dit onderzoek duurt 30 tot 90 minuten. Ongeveer één week na de scan volgt een afspraak bij de kinderendocrinoloog voor de uitslag. Dan zal eventuele
verdere behandeling en de follow-up worden besproken.
Behandeling met schildklierhormoon
Als bij de operatie de schildklier in zijn geheel is verwijderd (totale thyroidectomie) maak je zelf
geen schildklierhormoon meer aan. Daarom krijg je vanaf dat moment schildklierhormoon in
tabletvorm. Hiermee wordt gestart de dag na de operatie of de dag na toediening van het
radioactieve jodium. En dit moet je levenslang gebruiken. De hoeveelheid schildklierhormoon
die je nodig hebt, is afhankelijk van onder andere je gewicht en wordt gecontroleerd in het
bloed.
In het eerste jaar na de operatie krijg je een relatief hoge dosis van het
schildklierhormoon. Dit is nodig om de waarden van het TSH (=Thyroid Stimulerend Hormoon)
te onderdrukken. Dit noem je TSH-suppressie. Het TSH wordt gemaakt door de hypofyse, een
kleine klier in de hersenen die de schildklier stimuleert om schildklierhormoon (T4) af te geven.
Door dit stimulerende effect is TSH een mogelijke groeifactor van eventuele rest
schildklier(kanker)cellen. Na een jaar hoeft het TSH meestal niet meer onderdrukt te worden,
en zal het schildklierhormoon hierop worden aangepast.
Follow-up
Na de operatie (en behandeling met radioactief jodium) blijf je tenminste 10 jaar onder controle bij de kinderendocrinoloog, of na de leeftijd van 18 jaar bij de internist-endocrinoloog. Deze controles zullen elke 3 maanden plaatsvinden tijdens het eerste jaar. Daarna, als de ziekte wegblijft, kan dit worden uitgebreid naar (half)jaarlijkse controles.
Poliklinische vervolgcontroles na hemithyreoidectomie
De controles bestaan uit 2 onderdelen:
- Controle schildklierfunctie
Meestal blijft de schildklierfunctie goed na verwijderen van de halve schildklier. Dit wordt na de operatie gecontroleerd. Bij ongeveer 30% van de kinderen komt het voor dat na het verwijderen van de halve schildklier onvoldoende T4 wordt aangemaakt. Dit noemen we hypothyreoïdie. Dit kunnen we goed behandelen door het geven van schildklierhormoon vervangende medicatie in tabletvorm. Het is belangrijk om hypothyreoïdie te behandelen, omdat het onbehandeld klachten kan veroorzaken (bijvoorbeeld vermoeidheid, kouwelijkheid, obstipatie, gewichtstoename, sombere gevoelens) en omdat de aanwezigheid van voldoende schildklierhormoon belangrijk is voor adequate groei en ontwikkeling.
- Echografie van de hals
We controleren tenminste jaarlijks of de schildklierkanker niet terugkomt. Dit doen we door het maken van een echo van de hals. De radioloog onderzoekt met de echo de plek waar de halve schildklier is verwijderd, de nog aanwezige helft van de schildklier en alle lymfeklieren in de hals. Als er een verdachte afwijking wordt gezien, dan zal een punctie uitgevoerd worden. Als de ziekte na vijf jaar niet is teruggekeerd, dan is de kans dat de schildklierkanker in de toekomst nog terugkomt heel erg klein. Verder vervolgonderzoek is dan vaak niet meer nodig. Als je een hemithyroidectomie hebt gehad, omdat er twijfel was over of de schildklierknobbel kwaadaardig was en dit bleek niet het geval te zijn, dan hoeven er geen echografische controles meer plaats te vinden na de operatie.
Poliklinische vervolgcontroles na totale thyreoidectomie (en behandeling met radioactief jodium)
De controles bestaan uit 3 onderdelen:
- Controle schildklierfunctie
In het bloed zullen de waarden van het TSH en ook het T4 (=schildklierhormoon) worden gemeten. Aan de hand van deze waarden kunnen we zorgen voor een optimale dosering van het vervangend schildklierhormoon. Deze controles zullen elke 3 maanden plaatsvinden tijdens het eerste jaar. Daarna kan dit worden uitgebreid naar (half)jaarlijkse controles.
- Controle tumormarker (thyreoglubuline)
Het eiwit thyreoglobuline dat door schildklier(kanker)cellen wordt gemaakt, wordt gebruikt als merkstof voor aanwezigheid van schildklierkankercellen (=tumormarker) na de operatie waarbij de schildklier is verwijderd. Thyreoglobuline is in het bloed te meten. Afhankelijk van de waarden kan uw arts meer zeggen over de aanwezigheid van schildklierkankercellen. In het algemeen geldt dat hoe lager de waarde is, hoe minder schildkliercellen er aanwezig zijn. In de eerste 3 jaar van de follow-up wordt het thyreoglobuline elke 6 maanden gecontroleerd. Hierna zal het jaarlijks worden gecontroleerd.
- Echografie van de hals
Naast controle van het thyreoglobuline maken we ook soms een echo van de hals, om te controleren of de schildklierkanker wegblijft. De radioloog onderzoekt met de echo de plek waar de schildklier is verwijderd en alle lymfeklieren in de hals. Als het thyreoglobuline niet meer meetbaar is, dan is de kans dat de schildklierkanker terug is heel erg klein. Jaarlijkse echografische controle is dan vaak niet meer nodig.
Afwijkingen bij echografie en/of meetbaar thyreoglobuline
Wanneer er bij de controles afwijkingen op de echo worden gezien en/of het thyreoglobuline stijgt of aantoonbaar blijft, zijn er verschillende mogelijkheden. Wat dan de beste vervolg behandeling is, wordt besproken in een overleg met diverse deskundigen. Mogelijk wordt er afgewacht met strikte controles, is er een nieuwe operatie nodig en/of een nieuwe behandeling met radioactief jodium. De behandelend arts zal het uiteindelijk advies met jou en je ouders bespreken.
Prognose
In het algemeen geldt dat de prognose voor kinderen met gedifferentieerde schildklierkanker heel erg goed is (20-30 jaaroverleving is >95 %). Ook als de ziekte is uitgezaaid naar de lymfeklieren in de hals of naar andere plekken in het lichaam, kan het nog steeds goed worden behandeld met radioactief jodium. Bij sommige kinderen is herhaalde operatie of meerdere behandelingen met radioactief jodium noodzakelijk om de ziekte volledig weg te krijgen. Bij de kinderen die volledig zijn genezen, is er een risico van 20-30% op het terugkeren van de ziekte (recidief). Soms zelfs jaren na de initiële behandeling. Ook zo'n recidief kan goed worden behandeld. Vanwege het risico hierop is langdurige follow-up bij de kinderendocrinoloog en na de leeftijd van 18 jaar bij de internist-endocrinoloog noodzakelijk.
Wetenschappelijk onderzoek
Kinderen met gedifferentieerde schildklierkanker worden volgens een protocol behandeld. Dit protocol bestaat uit richtlijnen voor onderzoeken en behandeling, en is gemaakt door nationale en internationale experts. Om de behandeling van kinderen met gedifferentieerde schildklierkanker nog verder te verbeteren, verrichten we in het WKZ en Prinses Máxima Centrum wetenschappelijk onderzoek. Jij en uw/jouw kind kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Het behandelteam kan jullie tijdens de behandeling vragen om aan wetenschappelijk onderzoek deel te nemen.
Hulp en ondersteuning
De diagnose schildklierkanker en de behandeling hiervan heeft invloed op het dagelijkse (gezins)leven. Het is logisch dat het evenwicht verstoord raakt. En dat kan een tijd aanhouden, ook als de ziekte succesvol behandeld is. De meeste kinderen en hun ouders en broertjes/zusjes blijken goed in staat om met hulp van naasten en het medische team de impact van de ziekte te verwerken.
Soms is aanvullende zorg/hulp wenselijk. Wij zullen hier regelmatig naar informeren maar het is ook belangrijk om eventuele problemen zelf bespreekbaar te maken, zodat wij op tijd kunnen helpen of verwijzen naar een andere hulpverlener. Ook zullen we proberen om de zorg zoveel mogelijk in de buurt van huis te organiseren, bijvoorbeeld door sommige controles of bloedafnames bij een kinderarts in de buurt te regelen (shared care).